Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet werk en bijstand

 

Artikel 10a Participatieplaatsen
1
Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, degene die algemene bijstand ontvangt en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar.
2
Onder additionele werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden primair op de arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden verstaan die onder verantwoordelijkheid van het college in het kader van deze wet worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid, en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
3
Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht is op een dienstbetrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die zes maanden.
4
Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden verricht voor 1 januari 2007, buiten beschouwing gelaten.
5
Het college biedt aan degene die op grond van dit artikel additionele werkzaamheden verricht en die niet beschikt over een startkwalificatie na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan in de vorm van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de belanghebbende te boven gaat. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden indien scholing of opleiding naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van belanghebbende.
6
Het college verstrekt aan belanghebbende, telkens nadat hij gedurende zes maanden op grond van dit artikel additionele werkzaamheden heeft verricht, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, indien hij naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.
7
Indien het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn overeengekomen dat artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van toepassing is op een persoon aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt, dient bij de toepassing van het eerste lid voor ?algemene bijstand? te worden gelezen: uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
8
Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college na een periode van negen maanden na de aanvang van die werkzaamheden of de toepassing van dit artikel zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces heeft vergroot. Indien dat niet het geval is wordt het verrichten van de additionele werkzaamheden twaalf maanden na aanvang van die werkzaamheden beëindigd.
9
Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college voor afloop van de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, of de voortzetting daarvan met het oog op in de persoon gelegen factoren zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces aanmerkelijk verbetert. Indien dat het geval is, kan het college de termijn van twee jaar verlengen met een jaar, onder de voorwaarde dat de belanghebbende in het derde jaar in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden verricht dan die hij in de eerste twee jaar heeft verricht.
10
Indien de termijn van twee jaar is verlengd op grond van het negende lid, beoordeelt het college voor afloop van het derde jaar of de voortzetting daarvan met het oog op in de persoon gelegen factoren zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces aanmerkelijk verbetert. Indien dat het geval is, kan het college de termijn nogmaals verlengen met een jaar.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BA2863, Hoger beroep, 06/1983 WWB e.a.
    Rechtsoort
    Bijstandszaken
    Datum uitspraak
    10-04-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Korting op bijstandsuitkering. Door eigen toedoen arbeid niet behouden. Gedragingen aangemerkt als gedraging tweede categorie, bij nadere besluiten als eerste categorie.
  • LJN BC0762, Voorlopige voorziening+bodemzaak, 07-7180
    Rechtsoort
    Bijstandszaken
    Datum uitspraak
    07-12-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Voorlopige voorziening+bodemzaak
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Haarlem
    Verzoeker heeft bijzondere bijstand gevraagd voor dieetkosten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten hiervoor geen bijzondere bijstand te verstrekken. In het geval van verzoeker gaat het immers om kosten van voedingsmiddelen die algemeen gebruikelijk zijn.
  • LJN BA7758, Hoger beroep, 06/2934 WWB
    Rechtsoort
    Bijstandszaken
    Datum uitspraak
    12-06-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Weigering financiële tegemoetkoming op grond van de Categoriale regeling chronisch zieken en gehandicapten toe te kennen. Voldoet betrokkene aan de voorwaarden?
  •